Wanneer u contact met mij opneemt voor een thuis euthanasie, heeft u in de meeste gevallen al met uw eigen dierenarts besproken dat uw dier toe is aan een waardig afscheid. Indien u twijfelt over het wel of niet inplannen van een euthanasie, kunt u hieronder mogelijk meer hulp vinden.
Het kan ook mogelijk zijn dat uw dier een dusdanige leeftijd en conditie heeft, dat u niet eerst langs uw eigen dierenarts bent gegaan om de mogelijkheden te bespreken. De Thuisdierendokter kan u ook daarmee helpen door eerst d.m.v. een consult de situatie te bepalen. Indien daaruit blijkt dat euthanasie de beste optie voor uw huisdier is, zal de dierenarts aansluitend over gaan tot euthanasie.
U neemt contact op met de Thuisdierendokter en spreekt een moment af voor de afspraak. De Thuisdierendokter zal u hierbij verzoeken om de patiëntenkaart naar haar op te sturen, indien mogelijk. Deze kunt u opvragen bij uw dierenkliniek en per e-mail (laten) versturen.
Indien u zonder een voorafgaand bezoek bij uw dierenarts een euthanasie inplant, zal de Thuisdierendokter eerst uw huisdier onderzoeken en met u bespreken of euthanasie inderdaad de meest humane keuze is voor uw huisdier. Hiervoor wordt aanvullend een consult gerekend.
Wanneer de Thuisdierendokter bij u thuis komt, is er eerst tijd om alles door te spreken en uw wensen te bespreken. De Thuisdierendokter weet uit eigen ervaring hoe belangrijk een goed afscheid is, dus zij denkt graag met u mee. Ze geeft u de mogelijkheid om eventuele wensen rondom het inslapen door te spreken, of om eerdere (mogelijke nare) ervaringen te delen zodat zij daar rekening mee kan houden.
Als u het fijn vindt, kan er ook vooraf besproken worden wat de mogelijkheden zijn om met uw dier te doen na de euthanasie, of om bijvoorbeeld de administratieve zaken vooraf al af te handelen.
Nadat alles rustig besproken is en er geen vragen meer zijn, gaat de Thuisdierendokter na uw goedkeuring over naar de volgende fase van het inslapen. De eerste stap daarvan is het geven van een prikje met een slaapmiddel voor uw huisdier. Soms kan dit gemakkelijk via het bloedvat van de voorpoot toegediend worden en soms via een prikje in de bil. Hierna zal uw dier heel rustig in slaap vallen.
Zodra uw huisdier zeer diep in slaap is en niks meer voelt of meemaakt, zal het euthanasiemiddel in overleg met u toegediend worden. Dit kan soms via het bloedvat in het pootje en anders in de buik. Door dit middel zal de ademhaling van uw huisdier steeds langzamer gaan en zal deze uiteindelijk stoppen, waarna ook het hart zal stoppen met kloppen. Uw huisdier merkt niks van de toediening van dit laatste middel.
U heeft verschillende mogelijkheden. U kunt kiezen voor het begraven, crematie en destructie van uw huisdier.
- Begraven kan in uw eigen tuin, of op een dierenbegraafplaats.
- Crematie bij Dierencrematorium Rotterdam Noord.
- Uw huisdier kan ook met de Thuisdierendokter mee en via haar aangeboden worden voor destructie/ crematie.
Het verlies van uw huisdier is voor velen hetzelfde als het verlies van een gezinslid en kan erg zwaar vallen. De dierenarts weet hoe zwaar het kan zijn om een geliefd huisdier te verliezen en zal daarom altijd aanbieden om na een aantal weken/maanden nog even te bellen om te vragen hoe het gaat. Daarnaast mag u zelf ook altijd met haar bellen wanneer u met negatieve gevoelens of gedachtes zit, waar u zelf niet goed raadt mee weet.
Wanneer uw huisdier zich in zijn "laatste levensfase" bevindt, kan het lastig zijn om te beslissen of het moment voor afscheid nemen al gekomen is of niet. Het kan soms erg duidelijk zijn dat uw dier lijdt, bijvoorbeeld als een dier een ongeluk heeft gehad, een acute achteruitgang doormaakt van een chronische ziekte, of plotseling een complicatie krijgt zoals ernstige benauwdheid of verlamming. Maar het kan ook zijn dat er heel subtiel een verslechtering opspeelt waarbij u als baasje stapje voor stapje meebeweegt met uw huisdier en daarbij uw grenzen verlegd in wat u nog een acceptabele situatie vindt. Vooral bij de laatste situatie kan het voorkomen dat uw huisdier lijdt, zonder dat dit duidelijk opgemerkt wordt door u als baasje. Het kan dan zijn dat anderen die uw huisdier niet zo vaak zien, mogelijk aangeven dat uw huisdier wel erg vermagerd is, of dat hij er wel heel slecht uitziet, iets wat u niet zo ziet, omdat u heel geleidelijk meegenomen werd in dat proces.
Uiteraard wil geen enkel baasje dat zijn dier lijdt, of dat men achteraf spijt heeft van hoe het is gelopen in deze "laatste levensfase". Het boekje van Hugo van Duijn genaamd "Zijn we niet te vroeg" kan u daarbij helpen door met een ander beeld naar uw huisdier te kijken. Hieronder vindt u een fragment uit het boekje. Het gehele boekje is ook te lezen via de link op deze pagina.
"De criteria van levenskwaliteit
De kwaliteit van leven bepaalt of het in het laatste hoofdstuk nog de moeite waard is door te leven, of niet. De term ‘kwaliteit van leven’ is eigenlijk net zo vaag als ‘niet lijden’. Wat zijn de minimale kwaliteitseisen? Hoe meet je kwaliteit? Er is veel nagedacht over een methode om de kwaliteit op een of andere manier te meten. Door de commissie Brambell (1965) zijn een vijftal vrijheden voor het dier geformuleerd. Dieren zijn moeten vrij zijn:
1.van dorst, honger en onjuiste voeding;
2.van fysiek en fysiologisch ongerief;
3.van pijn, verwondingen en ziektes;
4.van angst en chronische stress;
5.om hun natuurlijke (soorteigen) gedrag te vertonen.
Omdat deze vrijheden ook van toepassing zijn op landbouwhuisdieren en hun huisvesting lijken ze soms wat lastig toepasbaar voor onze gezelschapsdieren. Met de vijf vrijheden in het achterhoofd vatte ik de minimale eisen die gesteld moeten worden aan de levenskwaliteit van een gezelschapsdier als volgt samen: “eten, drinken, vrolijk zijn en geschikt zijn als huisdier.
De eerste eis:
ETEN
Wel of niet eten is simpel waar te nemen en lichaamsgewicht is eenvoudig te meten. Het komt er eenvoudigweg op neer dat het dier een zodanige eetlust moet hebben dat het niet steeds verder afvalt en inteert. Dat er goed eten ter beschikking is, neem ik als vanzelfsprekend aan. Als een dier totaal niet wil eten, kun je dat nog wat uitstellen door lekkernijen te geven, maar eigenlijk is dat al een slecht teken. Ik verbaas me er toch nog regelmatig over hoe ver sommige baasjes hun aftakelende huisdier laten afvallen voor ze aan zichzelf toegeven dat hun huisdier toch echt niet meer serieus eet. Door te focussen op dat ene kleine hapje dat er per week nog gegeten wordt, kan je toch zeggen dat hij nog wel WAT eet? Vaak wordt minder eten verklaard met ouderdom, maar strikt genomen is ouderdom geen ziekte. Het zijn de gebreken die ouderdom met zich meebrengt, waar het dier last van krijgt. Als een dier niet eet, is er wat aan de hand, en als de reden is dat hij zich te ziek voelt om te eten, moet er wat gebeuren.
De tweede eis:
DRINKEN
Eigenlijk ook een simpele eis. Er van uitgaand dat er altijd drinken (schoon water) beschikbaar is, lijkt het niet meer dan logisch dat er ook in voldoende mate opgedronken moet worden. Ook in dit geval sta ik er van te kijken dat er soms oogkleppen voor gaan bij baasjes als het dier zo ziek is dat het niet meer drinkt. Het geven van water in de bek is ongetwijfeld goed bedoeld, maar het zet geen zoden aan de dijk. Een hond van 20 kilo heeft een liter per dag nodig. Dit betekent 500 spuitjes van 2 milliliter (24 uur lang elke 3 minuten één) en dan zonder knoeien! Bedenk daarbij ook dat zieke dieren nogal eens braken of diarree hebben: een groot deel van het water komt er dus weer uit. Eigenlijk is er dus veel meer nodig dan die ene liter. Het verschil met eten is natuurlijk wel dat dit soort toestanden nooit lang duren, want uitdrogen gaat zeer snel. Ook hier geldt dus: als een dier niet wil drinken, is er wat aan de hand en moet er wat gebeuren.
De derde eis:
VROLIJK ZIJN
Dit is verreweg de moeilijkste. Het gaat hier vooral om het AFWEZIG zijn van allerlei narigheden die, in tegenstelling tot eten en drinken, niet zomaar te meten zijn. Dat is ook de reden waarom ze op één hoop zijn geveegd. Als ik ze allemaal apart als reden had genoemd, was het rijtje veel te lang geworden. De meest genoemde narigheid is natuurlijk pijn. Een dier moet eigenlijk geen pijn hebben, of in ieder geval zeker niet te veel. Maar wat is ‘veel’, en kan hoe kan een baasje pijn van het huisdier waarnemen? Uit onderzoek blijkt dat zowel baasjes als dierenartsen dat niet altijd goed kunnen. Dit geldt vooral bij chronische pijn zoals bij artrose, en niet zozeer bij pijn zoals bij een net gebroken poot. Zeurende pijn kan erg lang aanwezig zijn en als het erger wordt, wordt het ook vaak ‘ouderdom’ genoemd. Pijn die langer aanwezig is, went niet. Bovendien maakt deze pijn het dier gevoeliger voor pijnprikkels. Een goede manier om een dier te ‘vragen’ of hij pijn heeft, is wat langer een goede pijnstiller te geven en te kijken of het beter gaat. Ook de werking van pijnstillers is op een bepaald moment niet meer genoeg, en als bijvoorbeeld de (oude) hond met artrose echt niet meer vooruit kan, is het misschien wel tijd om afscheid te nemen (of een gewrichtsprothese te overwegen). Behalve pijn, dat vaak als enige uit het rijtje narigheden genoemd wordt, zijn er nog veel meer zaken die er niet mogen zijn.
Benauwdheid is een veel voorkomende. Bij herhaling heb ik zeer benauwde uitbehandelde (hart)patiënten gezien waarvan dan toch nog werd gezegd: “Maar hij heeft geen pijn…” Als ik dan uitleg dat je zo’n hondje letterlijk niet moet laten stikken, valt het verdrietige kwartje meestal wel: er is meer dan ‘geen pijn hebben’. Met een beetje nadenken kan je het lijstje narigheden zelf opstellen en misschien wel erg lang maken. Hoe zou je het zelf vinden als je vele malen per dag moet braken, terwijl er niets aan te veranderen is? Zou het een pretje zijn om twee epilepsieaanvallen per week te krijgen ondanks hoge doseringen medicatie? En als dat dan nog acceptabel is, waar ligt dan de grens? Of je vindt dat je dier nog ‘vrolijk’ is, kan je dus eigenlijk best goed bepalen. Vaak wil je dit echter tegen het eind van zijn leven eigenlijk helemaal niet weten. Af en toe voel je wel die gedachte in je opkomen, maar die zet je liever snel van je af.”
Bent u zoekende in het vraagstuk of u de juiste beslissing maakt om uw huisdier te laten inslapen? Dan kan dit boekje u helpen om mogelijk beter in te schatten of uw huisdier er aan toe is of niet.
Copyright © 2024 Thuisdierendokter.com - Alle rechten voorbehouden
Thuisdierendokter gevestigd te Rotterdam
KvK nummer: 92189393
CIBG nummer: 663503
E-mail: informatie@thuisdierendokter.com
Telefoonnummer: 06 - 20712117
We gebruiken cookies om websiteverkeer te analyseren en de ervaring op je website te optimaliseren. Als je het gebruik van cookies accepteert, worden je gegevens gecombineerd met de gegevens van alle andere gebruikers.